Dit zijn onze bronnen als ooggetuige
Voor waargebeurde verhalen uit het verleden zijn veel schriftelijke bronnen beschikbaar. Gelukkig wordt er steeds meer daarvan ook gedigitaliseerd en vaak ook nog omgezet naar modern Nederlands.
Hieronder vind je een overzicht van bronnen die wij op deze website gebruiken.
Worp Tyaerda van Rinsumageest was aan het eind van de 15de eeuw pastoor in het dorp Rinsumageest. Hij was mogelijk familie van een invloedrijke familie die op de Tjaarda State woonde. Later werd hij monnik in het augustijnerklooster Thabor te Tirns, vlakbij Sneek.
In het klooster begon hij aan zijn levenswerk, de kronieken over de geschiedenis van Friesland. De delen vier en vijf van de kronieken beslaan de 15de en 16de eeuw. Worp werd prior over meerdere kloosters en was doordoor goed op de hoogte wat er speelde. Hij had toegang tot belangrijke documenten.
Voor deel vijf mag Worp met recht een ooggetuige genoemd worden. Het uitgebreide boek beslaat de periode 1499 met de komst van Albrecht van Saksen tot en met 1524 als Keizer Karel V erkent wordt als vorst en ook Friesland deel laat uitmaken van de Nederlanden. Worp stierf in 1538.
De Kronieken van Friesland
De periode tussen 1499-1523 in modern Nederlands
Deel 5 Oud Nederlands (PDF).
Deel 4 Oud Nederlands (PDF).
.Peter Jacobszoon van Thabor, ook wel Pieter van Bolsward genoemd, had al een heel leven achter zich toen hij lekebroeder in het klooster Thabor bij Sneek werd. Peter schreef wetenswaardigheden over de geschiedenis van Friesland. Hij gebruikte daarvoor historische documenten. Voor de periode tussen 1470 en 1527 gebruikte hij ook eigen ervaringen als ooggetuige.
Hij beschrijft vooral gebeurtenissen in de omgeving van Bolsward, Sneek, Franeker en Harlingen. Dit waren de plaatsen waar hij woonde en werkte.
In 1558 moet ieder huishouden laten zien welke wapens er waren en hoeveel mannen er waren om de regio te verdedigen. Men moest dus aantreden met de bewapening en dat werd geregistreerd. In de monsterlijsten van 1558 kom je misschien nog wel voorouders tegen met hun wapens.
In Friesland moest iedereen in de middeleeuwen zijn huishouden en zijn regio kunnen verdedigen. De mensen hadden thuis dan ook wapens als zwaarden, spiesen en hellebaarden. Voor de zestiende eeuw was er ook de kletsie, een polstok waarmee je over sloten kon springen maar ook als een extra lange spies kon gebruiken dankzij de scherpe punt.