Toen en Toen ..
Zoeken Het verhaal van Friesland

Het jaar 1500:
Deze passage beschrijft hoe de Friezen, met name de boeren, genoodzaakt waren om zich te onderwerpen aan hertog Albert en zware concessies moesten doen om terug te kunnen keren naar hun land en hun normale leven te hervatten.

Een stroom vluchtelingen trekt uit Friesland

Toen de Friezen zagen dat ze overal verliezen leden, en dat Leeuwarden geplunderd werd en de burgers gevangengenomen en gebonden, zelfs diegenen die neutraal waren gebleven, en dat niemand gespaard werd - noch kerken, noch kloosters, noch geestelijken, noch leken - vluchtten ze massaal uit Friesland.

Edelen en gewone mensen, rijk en arm, priesters, monniken en nonnen, ze reisden naar Holland, het Sticht van Utrecht, Groningen en andere plaatsen waar ze dachten veilig te kunnen zijn. De gewone boeren bleven in de Sevenwolden en de omgeving.

Friesland

Betaalde vrede voor Sneek.

De zondag na het verlies bij Franeker, op 19 juli, kwam hertog Albert van Saksen in Sneek met achthonderd mannen en bleef daar de nacht over. Enkele raadsheren in Sneek hebben onderhandeld met de hertog en met de hulp en steun van heer Willebroed van Schoeuenburch vrede gesloten voor de stad Sneek.

De stad Sneek moest vierduizend gulden betalen, de helft tegen Sint-Michielsdag en de andere helft voor de komende Kerst.

De terugkeer na de nederlaag.

Nadat de boeren, zoals eerder beschreven, een week of twee buiten het land en in de Sevenwolden waren geweest en hun geld begon op te raken, vroegen en kregen ze een veilig geleide van hertog Albert.

De hertog wilde niet dat heel Friesland zou worden verbrand en verwoest, zoals hertog Hendrick, zijn zoon, graag had gezien. Hertog Albert was een oudere, wijze en ervaren vorst en heer. Hij wilde liever de Friezen genadig zijn, zodat ze het land konden bewerken en hem en zijn erfgenamen hun jaarlijkse belastingen en schattingen konden geven om hun positie te onderhouden en te versterken, in plaats van de Friezen lang uit het land te houden.

Daarom gaf hij graag veilig geleide aan de boeren, elk dorp afzonderlijk, nadat ze met de hertog hadden onderhandeld en een overeenkomst hadden bereikt. Sommige dorpen betaalden honderd gouden guldens, andere twee, sommige drie of vierhonderd, meer of minder, afhankelijk van de rijkdom van de mensen en de ernst van hun misdaden.

Daarnaast moesten alle boeren die zich hadden overgegeven, hun wapens en harnassen inleveren in Leeuwarden en mochten ze lange tijd geen wapens, geweren of speren meer dragen.

De boeren uit elk dorp moesten ook blootvoets, blootshoofds en zonder gordel voor de hertog of zijn afgevaardigden in Leeuwarden verschijnen, een knieval doen, en alle oude en nieuwe privileges afzweren, waaronder de Reuersael-brief die hertog Albert aan de Friezen had gegeven toen hij of zijn vertegenwoordiger voor het eerst in het land kwam in 1498.

Boeren doen een knieval in Leeuwarden

Ze moesten zweren alles te doen, zowel binnen als buiten het land, voor eeuwig, naar hun vermogen, wat de hertog en zijn erfgenamen van hen eisten. Ze moesten ook zweren geen onrust in het land te veroorzaken of te helpen veroorzaken zonder toestemming van de hertog en zijn erfgenamen. Alle boeren hebben deze knieval, eed en eerbetoon gedaan.

De kloosters en edelen moesten elk voor zich een regeling treffen en waren niet opgenomen in deze overeenkomst.

De kroniek van Worp van Thabor

Deze tekst is gebaseerd op het vijfde boek van monnik, kroniekschrijver en tijdgenoot Worp van Thabor. Het boek beslaat de geschiedenis van Friesland van 1499 tot 1523.

Dit is de periode onder het bewind van de Saksische Hertogen en daarna het conflict tussen een groot deel van Friesland, Gelre en de keizer Karel V van Spanje.

Het boek van Worp van Thabor (in modern Nederlands).