In het jaar 1504:
Het einde van het bestand met de Groningen eindigt en de stad word belegerd.
In het jaar 1505, na Pasen op de achttiende, liep het bestand tussen de Hertog van Saksen en de Groningers ten einde. De regenten van Friesland hielden een bijeenkomst met de Groningers in Gerkesklooster; maar omdat ze niet tot een overeenkomst konden komen, brak er open oorlog uit.
De Friese regenten stuurden onmiddellijk troepen naar Aduard en bezetten het. Ze bezetten ook het huis van Hermen Leuckama en versterkten het tegen de Groningers.
Aangezien Hertog George van Saksen tijdens deze oorlog niet persoonlijk voor Groningen of in Friesland aanwezig was, leidde Graaf Edzard van Emden, als opperhofmeester en maarschalk namens de Vorst van Saksen, alle oorlogsinspanningen. Hij organiseerde de oorlogstroepen en het beleg op kosten van de Vorst en ontving elke maand 150 gouden guldens van de Hertog van Saksen voor zijn eigen levensonderhoud, bovenop de ruime betaling en beloning voor zijn dienaren en soldaten.
De graaf had de Hertog gezworen en contracten gesloten dat, wanneer de Graaf niet langer wilde dienen, hij zijn dienst drie maanden van tevoren zou opzeggen voordat hij de dienst van de Hertog verliet.
Terwijl Graaf Edzard, in naam van de Vorst van Saksen, die de troepen elke maand betaalde, met een leger voor Groningen lag, had hij veel burgers en boeren uit het land van Emden bij zich, evenals vele edelen uit het land van Groningen die ook vijanden van de stad Groningen waren (zoals vermeld in het jaar 1505).
Ze lagen in de Dam en in Aduard. Hij had ook Hoogkerk omgraven en versterkt, en daar troepen gestationeerd. De huizen bij de Aduarderzijl naar Winsum en Wierum waren ook goed versterkt tegen de Groningers, zodat deze nergens konden binnendringen, behalve via de heerpoort naar Drenthe, vanwaar ze turf en rogge konden halen.
Om te voorkomen dat de Groningers vanuit Drenthe hulpgoederen zouden halen, schreef de graaf vanuit Leeuwarden naar de regenten van Friesland met het verzoek om vijfhonderd Friezen naar hem in Aduard te sturen. Hij plande om met deze troepen een blokhuis te bouwen aan de Drentse kant tegen de Groningers. Vervolgens gaven de regenten instructies aan alle steden, gebieden, en dorpen in Oostergo en Westergo om, afhankelijk van hun grootte, een aantal gewapende, dappere mannen te leveren tot een totaal van vijfhonderd mannen. Deze Friezen zouden elk vier gouden guldens per maand ontvangen voor hun kosten en soldij, te betalen door de gemeenschap die niet deelnam.
De regenten kozen Schelto Tyarda van Oostergo en Aesgo van Mantgum uit Westergo als de leidende heren van deze troepen zouden dienen en het oorlog in Aduard tegen de Groningers zouden leiden. Ook zouden zij, in afwezigheid van de graaf, het hoogste gezag uitoefenen over de Friezen en de landen tussen Groningen en Gerkesbrugge.
Toen deze edelen met de troepen in Aduard bij de graaf arriveerden, vertrokken ze van hieruit met alle troepen die daar waren, en reisden voorbij Haren in Drenthe. Hier kocht de graaf het erf van een man op grondgebied van de Bisschop van Utrecht, in de buurt van Glane (Overijssel). Daar liet hij alle omliggende landen met spaden en schoppen bewerken. Ook riepen de regenten van Friesland alle kloosters in Oostergo en Westergo op om paarden te leveren en deze naar de graaf te sturen. De graaf en zijn troepen waren in het veld gelegerd en bouwden daar een sterk huis met brede grachten en dikke wallen.
Graaf Edzard had verdedigingswerken gemaakt op het Stichtse grondgebied. De Stichtse steden Utrecht, Amersfoort, Deventer, Kampen en Zwolle waren ontevreden omdat de graaf buiten hun toestemming en wil een sterk blokhuis had gebouwd om Groningen daarmee te veroveren.
Dit was omdat Groningen behoorde tot het Sticht, de invloedsfeer van de Bisschop van Utrecht. Groningen was alle bisschoppen trouw en eed verschuldigd, net zoals de drie steden van Overijssel, ondanks dat Groningen geografisch in Friesland ligt en dus geen andere heer zou moeten hebben dan de Keizer, net als de andere Friezen.
Toch behoort Groningen ook tot Sint Maarten in Utrecht, zoals we vinden in kronieken en oude brieven. Dus heeft Hendrik III, Keizer van deze naam, aan Bisschop Bernulfus van Utrecht en zijn opvolgers Groningen voor bepaalde dagen in het jaar 1040 toegewezen. Groningen was destijds nog geen stad en werd Groenegae genoemd. Later bouwden de inwoners van Groningen poorten en muren, wat leidde tot veel oorlog, partijvorming, en rebellie binnen de stad Groningen, zodanig dat de burgers van Groningen aan Herbert, de 26e Bisschop van Utrecht in 1140, moesten beloven en zweren dat ze voortaan geen muren meer zouden bouwen rond hun stad, zoals ik in het derde deel van deze Kronieken in hoofdstuk 9 heb geschreven. Mettertijd is deze stad zo machtig en welvarend geworden dat ze al het Friesland tussen de Eems en Lauwers of Gerkesbrugge onder hun bond en macht hebben gekregen, niet zonder veel oorlog en bloedvergieten tegen de edelen van het land die niet onder het verbond van Groningen wilden vallen.
Hoewel de Groningers altijd de bisschoppen huldigden en zwoeren, wilden ze altijd meer privileges en bijzonderheden dan de andere drie steden van Overijssel. Ze waren onderdanig aan de bisschoppen zoveel als ze zelf wilden en niet meer. Om deze en andere redenen is er altijd twist en geschil geweest tussen de Stichtse steden, omdat Utrecht en Kampen Groningen wilden ontzetten en de Graaf uit het veld wilden slaan. En nu bouwde de graaf een fortificatie, een huis, op hun grondgebied. Dit konden zij niet toestaan.
Deventer en Zwolle wilden geen oorlog en conflict omwille van Groningen aangaan, zeggende dat de Groningers niet naar hun raad wilden luisteren en door hun eigen overmoed veel oorlogen op zich hadden geladen, waarmee ze andere landen met geweld onder hun heerschappij wilden brengen. Groningen was zelf de eerste aanleiding dat de Friezen de Hertog van Saksen het land binnenhaalden.
Dit idee werd heimelijk aangewakkerd door Frederik van Baden, Bisschop van Utrecht en neef van Hertog George. Hij wist te verhinderen dat men Groningen zou ontzetten. De bisschop van Utrecht wilde dat de Hertog Groningen zou veroveren en zo Friesland beter te onderhouden en te kunnen bedwingen.
Daarom hielden de Stichtse steden met de ridderschap veel dagen bijeenkomsten met elkaar om niet in actie te hoeven komen. En net toen het bijna allemaal besloten was dat ze Groningen zouden ontzetten en brieven naar Groningen hadden gestuurd dat ze op ontzet konden rekenen, heeft de Bisschop met sommigen uit de ridderschap en enkele burgers uit Deventer en Zwolle dit weer allemaal opgeheven en uitgesteld.
Uiteindelijk was het blokhuis voltooid. En dus, toen de Groningers zich op het Stichtse ontzet verlieten, werden ze daarmee bedrogen; anders hadden ze met hun eigen burgers en soldaten, die ze binnen de stad hadden, zelf wel de Graaf, die daar met weinig volk in het veld lag, kunnen verslaan.
Toen in augustus 1504 dit sterke verdedigbare huis met zijn dikke muren en brede grachten voltooid was en van geschut en proviand was voorzien en goed bemand was, vertrok de graaf met zijn knechten terug naar Aduard, en liet hij de edelen met de Friezen weer naar huis terugkeren.
Deze tekst is gebaseerd op het vijfde boek van monnik, kroniekschrijver en tijdgenoot Worp van Thabor. Het boek beslaat de geschiedenis van Friesland van 1499 tot 1523.
Dit is de periode onder het bewind van de Saksische Hertogen en daarna het conflict tussen een groot deel van Friesland, Gelre en de keizer Karel V van Spanje.
Het boek van Worp van Thabor (in modern Nederlands).
Graaf Edzard
Dorpen en steden in Friesland.
Leven in Sneek in de 16de eeuw.
De zaak van Yepke Vaer (1521).
Veroordeelde Geldersen 1516 -1524.
Misdaad en straf (1500 - 1550).
Terechtstellingen (1500 - 1550).