In het jaar 1513
Graaf Edzard wil Groningen niet opgeven en komt niet opdagen als de keizer hem naar Keulen laat komen voor overleg. Keizer Maximilaan stuurt een geirriteerde brief.
Wij, Maximiliaan, bij Gods genade gekozen Romeinse Keizer, tot 1513 altijd vermeerderaar van het rijk in Germanië, koning van Hongarije, Dalmatië, Kroatië, etc., aartshertog van Oostenrijk, hertog van Bourgondië, van Brabant, paltsgraaf, etc., laten graaf Edzard van Emden weten dat wij hem in het verleden, door onze keizerlijke oproep en bevelschriften, hebben opgedragen om op de 14e dag te verschijnen, en onze keizerlijke uitspraak die door de eerwaardige aartsbisschop van Keulen, Philips, kanselier van het heilige rijk in Italië, onze geliefde neef en keurvorst, en de eerbare Ludwig van Eessensheim, landcommandeur te Keulen, in de twisten tussen de hooggeboren George, hertog van Saksen, landgraaf in Thüringen en markgraaf van Meissen, onze oom, vorst, raadgever en eeuwige gouverneur van Friesland aan de ene kant, en aan de andere kant te horen en op te lossen, na inhoud van dezelfde onze oproep daartoe aan jou gestuurd.
Maar nu vinden we duidelijk dat jij onze geliefde oom en vorst, de hertog van Saksen, na het overlijden van hertog Albrecht van Saksen, zijn vader, onredelijk en tegen onze instructies, verklaring en tegen je eigen wil, geschriften en eed hebt geweigerd het leen van je graafschap te ontvangen, en daarvan de juiste hulde en manschap te doen, en dat je, bovenop dat hij je zijn leenman in Oost-Friesland en de Omlanden heeft gemaakt, en je de leenman van die landen hebt genoemd en geschreven om die landen te beschermen, het tegenovergestelde hebt gedaan en nog steeds doet, en de appellatie van die landen aan zijn leen volledig hebt genegeerd, net zoals de genoemde pachten niet volledig hebt betaald, noch naar behoren hebt gedeeld.
Daarnaast heb je de verzekering en garanties van de landen, tegen betaling van het geld, zoals op de Omlanden is overeengekomen, niet nageleefd en wil je, tegen recht en rede in, de afspraken in de tussen jullie beiden gemaakte brief en contract niet houden.
Omdat dergelijk gedrag onredelijk is en tegen onze commissie en verklaring ingaat, en het onze keizerlijke plicht is hierop toe te zien en een remedie te vinden, wat je zonder aarzeling en dankbaarheid behoort te doen, wat wij door verdere verzoeken van onze eerder genoemde oom volledig genegeerd vinden.
Daarom bevelen wij je, om onze en het rijk's ernstige ongenoegen en straf te voorkomen, ernstig met deze brief, en willen dat jij en de erfgenamen van het graafschap met alle andere zaken en goederen die ons en het heilige rijk's leen betreffen, vanaf nu het leen ontvangen van onze oom en vorst, hertog George van Saksen en zijn erfgenamen, hen daarvan de gebruikelijke hulde, eed, en manschap doen, trouw, gehoorzaam en dienstbaar zijn, en alles doen wat een goede leenman zijn leenheren verschuldigd is te doen.
Daartoe zeggen wij de hulde en eed af die jij ons op enigerlei wijze verbonden hebt, en daarmee tegen dit ons bevel dacht te gebruiken, vrij, onbelast en los. Zo dat jij hem en zijn erfgenamen vanaf nu daarmee verbonden blijft, ook de titel van het stadhoudersambt, zolang Zijne Genade dat wenst, te gebruiken. En de Appellatie aan Zijne Liefde niet meer te hinderen noch te vertragen. Ook de autoriteit trouwelijk te onderhouden, en geen vermindering daarin te laten geschieden, en de gewoonlijke pachten in de Omlanden, zoals je ambt toekomt en toebhoort, ijverig in te brengen, elk jaar behoorlijk rekening daarvan te doen. Ook, wat je op dit moment daar niet betaald hebt, te betalen.
En die van de Dam en van het Oude Ambt en anderen, die onze oom, hertog George, nog niet gehuldigd hebben en niet gezworen zijn, ertoe te bewegen dat zij zijn geliefde hulde en eed doen. En verder alles uit te voeren wat tussen onze voornoemde oom en vorst van Saksen en jou is overeengekomen te doen, dergelijke goede zekerheden en verzekeringen te geven, als zijn liefde zulk geld, zoals op de Omlanden voorgeschreven is, betaalt, dat je dan aan Zijn Liefde diezelfde Omlanden vanaf dat moment zonder weigering en schade overdraagt en in zijn handen zet.
En dat jij al deze voornoemde artikelen elk apart binnen twee maanden, na het zien van deze brief, volledig volbrengt, zoals je verplicht bent te doen, en wij vertrouwen erop dat jij daarin zult handelen, daarin doe je onze ernstige vermaning genoeg.
En als je dat niet doet, en nog meer ongehoorzaamheid wilt vertonen, dan worden wij door onze autoriteit gedwongen met de bovengeschreven en andere straffen en sancties tegen jou op te treden, als tegen een rebel van ons en het heilige rijk, en verder te procederen, daarna weet je ook wat je te doen staat.
Gegeven in onze en het heilige rijk's stad Keulen, op de 21e dag van september, na de geboorte van Christus 1513, in het 27e jaar van ons Romeinse rijk, en het drieëntwintigste jaar van ons Hongaarse rijk.
Graaf Edzard I van Oost-Friesland
Keizer Maximilaan I.
Deze tekst is gebaseerd op het vijfde boek van monnik, kroniekschrijver en tijdgenoot Worp van Thabor. Het boek beslaat de geschiedenis van Friesland van 1499 tot 1523.
Dit is de periode onder het bewind van de Saksische Hertogen en daarna het conflict tussen een groot deel van Friesland, Gelre en de keizer Karel V van Spanje.
Het boek van Worp van Thabor (in modern Nederlands).
Dorpen en steden in Friesland.
Leven in Sneek in de 16de eeuw.
De zaak van Yepke Vaer (1521).
Veroordeelde Geldersen 1516 -1524.
Misdaad en straf (1500 - 1550).
Terechtstellingen (1500 - 1550).