In het jaar 1506:
Na de inname van Groningen door de graaf van over Ems, worden de Sakserse heersers van Friesland ongerust over zijn bedoelingen. Een inval in Friesland is mogelijk.
Toen heer Vytt samen met andere Saksische edelen en hoofdlieden die voor Groningen lagen en de regenten van Friesland in Leeuwarden zagen dat graaf Edzard van Oost-Friesland met kruisen en vlaggen in Groningen werd gehaald en daar als een heer werd gehuldigd, werden ze erg boos en verstoord. Ze waren vooral boos omdat hij dit deed zonder hun advies of kennis.
De Saksers stuurden meteen hoeden (gezanten) en brieven naar de Hertog van Saksen in Meissen om hem op de hoogte te brengen van de situatie. Toen de hertog dit hoorde, was hij erg ongerust en wist niet of de graaf Groningen voor zijn eigen doeleinden had ingenomen of niet. Hij stuurde onmiddellijk zijn raad in Friesland naar de graaf om uit te vinden onder welke voorwaarden en namens wie hij Groningen had ingenomen.
De graaf antwoordde de raad van de hertog dat hij Groningen had ingenomen als een soort tijdelijk beheerder namens de Keizerlijke Majesteit en het Heilige Roomse Rijk, vanwege een lopend conflict tussen de Hertog van Saksen en het Sticht van Utrecht, en dat hij de stad zou beheren totdat het conflict was opgelost.
Hoewel de graaf beweerde dat hij Groningen om deze reden had ingenomen, bleek later duidelijk dat dit niet het geval was. Hij zei dit om de Vorst van Saksen en iedereen in het onzekere te laten over zijn ware intenties.
De raad van Saksen had echter al snel door dat de graaf Groningen niet had ingenomen ten voordele van de vorst van Saksen. Ze hadden ook geen bevel van de hertog van Saksen om de troepen, die voor Groningen lagen en ongeveer 4.000 man sterk waren, te onderhouden. Ze vreesden dat de graaf deze troepen zou kunnen overnemen en daarmee Friesland binnentrekken om de Saksen daaruit te verdrijven en onder zijn controle te brengen. Daarom besloten ze dat het het beste was om met hem te overleggen en overeen te komen dat hij Groningen onder deze voorwaarden zou beheren totdat het conflict was opgelost.Rond de dag van Bonifacius reisden de regenten van Friesland naar de steden van het Sticht om de twisten met de Hertog van Saksen en hen te bespreken en op te lossen. Ze keerden rond Sint Vitus terug naar Leeuwarden.
Terwijl de regenten in het Sticht waren, kwam de hoofdmaarschalk van de Hertog van Saksen uit Meissen naar Friesland met veel geld en gaf dit aan de soldaten die voor Groningen lagen, zodat ze volledig uitbetaald werden en iedereen zijn eigen weg ging. Niemand mocht Groningen binnenkomen of doortrekken, maar eten en drinken werden voor de poort gebracht. De soldaten vonden het oneerlijk dat ze buiten de stad gehouden werden, nadat ze meer dan een jaar hadden gediend om de stad te winnen.
Vervolgens maakten de maarschalk en de raad van de hertog de graaf tot stadhouder over Groningerland (van de Lauwers tot de Eems, een gebied dat door Groningers werd bestuurd) met specifieke voorwaarden over hoe hij zich ten opzichte van de Hertog moest gedragen, en dit was herroepbaar.
Ze beloofden hem een jaarlijks salaris uit de inkomsten van dat land en eenmalig 30.000 keurvorsten guldens als de Hertog het stadhouderschap zou opgeven. Dit alles deden de Saksen om de graaf met gunsten naar zich toe te trekken, hopend dat ze Groningen uiteindelijk zouden krijgen en om te voorkomen dat hij zich tegen de Hertog van Saksen zou keren om Friesland te veroveren en de Saksen daaruit te verdrijven. Ze wisten dat de algemene Friezen hen niet gunstig gezind waren en makkelijk de kant van de graaf zouden kiezen als hij zoiets zou ondernemen.
Desondanks konden de Saksen het conflict niet langer financieel ondersteunen, wat hun grote zorgen baarde over de acties van de graaf. Daarom stemden ze in met alles wat hij verlangde. Dit duurde tot 1512, toen de adel in Leeuwarden werd berecht, en het voor de algemene Friezen onduidelijk bleef of de graaf Groningen voor de hertog van Saksen of voor zijn eigen voordeel had ingenomen.
De Saksische regenten in Friesland beschuldigden de graaf publiekelijk van verraad en spraken slecht over hem, net zoals de graaf dat deed over de Saksen. Toch geloofden de Friezen niet dat de Hertog en de graaf stiekem samenwerkten, ondanks de grote schade die de graaf aan de Friezen had toegebracht in het verleden en zijn continue steun aan de hertog van Saksen tegen de Friezen en Groningers.
Na de berechting van de adel omwille van de graaf, realiseerden de Friezen zich dat er geen sprake was van schijnvertoning. Zo regeerde de graaf Groningen en de omliggende landen vreedzaam, terwijl de Saksen Friesland bestuurden zonder oorlog, tot aan het jaar 1514.
Ondertussen legden de Friezen elke winter, uit angst voor een aanval van de graaf, vreemde huursoldaten in de steden. Hoewel de graaf van Overijssel en Groningen regeerde, hield de Hertog van Saksen nog steeds twee forten in het Groningerland, Winsum en Weerdenbras, goed bemand met zijn eigen troepen en voorzien van alle benodigdheden.
Deze tekst is gebaseerd op het vijfde boek van monnik, kroniekschrijver en tijdgenoot Worp van Thabor. Het boek beslaat de geschiedenis van Friesland van 1499 tot 1523.
Dit is de periode onder het bewind van de Saksische Hertogen en daarna het conflict tussen een groot deel van Friesland, Gelre en de keizer Karel V van Spanje.
Het boek van Worp van Thabor (in modern Nederlands).
Dorpen en steden in Friesland.
Leven in Sneek in de 16de eeuw.
De zaak van Yepke Vaer (1521).
Veroordeelde Geldersen 1516 -1524.
Misdaad en straf (1500 - 1550).
Terechtstellingen (1500 - 1550).