Toen en Toen ..
Zoeken Het verhaal van Friesland

In de jaren 1514 en 1515:
Hertog George heeft geld nodig voor zijn beleg van Groningen dus de belastingen worden hoger in Friesland. De hertog wil ook geld lenen van kloosters.

Hertog George heeft geld nodig dus de belastingen gaan omhoog

Toen hertog George lang voor Groningen belegerd was met veel soldaten, had hij elke maand een grote som geld nodig om de soldaten te betalen en hun loon te geven. Uit zijn eigen landen kon hij niet meer halen. Ook was Friesland zo zwaar belast dat hij daar niet meer durfde te belasten om een opstand binnenlands te voorkomen.

Want aan het begin van dit jaar, toen de vijfduizend soldaten voor het eerst in het land kwamen, bracht de gouden gulden rente 18 stuivers op; daarna in de vastentijd nog vier stuivers; na Maria-Tenhemelopneming nog 6 stuivers, los van het geld dat de huishoudens moesten opbrengen, elk van elkaar, zoals bevolen door de heer.

Samen met de slijtage en andere kosten die dit jaar door de oorlog waren veroorzaakt, kwam alle gouden rente boven de 28 stuivers uit en deed de gouden gulden toen 28 stuivers.

Dus belastte de heer dit jaar de hele rente van de landen over heel Friesland. In deze belasting werd niemand gespaard, noch geestelijken, noch kerken.

Friesland stad middeleeuwen

De hertog gaat geld lenen om oorlog te voeren

Toen de hertog geen verdere belastingen van de Friezen durfde te eisen, vroeg hij de kloosters om leningen, van sommige honderd, en van sommige twee of drie honderd gouden guldens, afhankelijk van hoe rijk de kloosters waren.

De hertogelijke rentmeester in Leeuwarden gaf elk klooster obligatiebrieven om dat geld te betalen. In welke kerken de heren ook geld in blokken konden eisen, moesten de pastoors en kerkvoogden hen van renten voorzien, net zoals wereldlijke priesters, edelen, kooplieden, die bekend stonden om hun geld, moesten de heer lenen op renten, zolang de hoofdsom niet was betaald.

Sommige kooplieden uit Antwerpen, Amsterdam en andere steden in Holland stuurden geld of laken als lening, waarna deze steden ook geld moesten lenen. Zoals Sneek vijfhonderd gouden guldens en Bolsward driehonderd gouden guldens moest lenen.

Priesters worden gedwongen aan de hertog te lenen.

In die tijd waren er sommige wereldlijke priesters in Friesland die niet alleen weigerden de hertog te lenen, maar ook uit gierigheid de voorgeschreven belastingen van hun bezittingen niet wilden betalen, bewerend dat het hen niet was toegestaan belastingen te geven voor zo'n oorlog, aangezien hertog George het graafschap over de Eems en de Groningers aanviel en onder zijn heerschappij wilde brengen, die hem niet door de Romeinse Keizerlijke Majesteit waren gegeven; hij voerde geen rechtvaardige oorlog en onder dit voorwendsel maakten zij de Friezen ongehoorzaam en onwillig.

Toen droegen de heren eerst de dekens op om de onwillige priesters te dwingen de belasting te betalen, als dit niet hielp, werd de grietmannen in hun deel door de heren bevolen de belasting van de priesters te eisen en uit te voeren op de onwilligen. Toen er gemor ontstond dat de wereldlijke rechters uitvoering moesten doen op de priesters, maakten de heren twee fiscaals, Mr. Bucko, pastoor in Oldehove te Leeuwarden in Oostergo, en Mr. Tyaardt, pastoor in Stiens in Westergo, die elk met 12 of 13 soldaten reisden en uitvoering deden op de priesters die nog niet hadden gegeven en niet wilden geven.

En dit liet de edele, hooggeboren vorst doen, niet uit wreedheid, niet uit hebzucht, maar de nood dwong Zijn Edelheid ertoe, vanwege de zware oorlog waarin hij verwikkeld was, waar zijn eer en al zijn welzijn op het spel stonden; want zijn soldaten, die voor Groningen lagen en die hij zo lang elke maand had betaald, en nu niet langer kon betalen, werden onwillig en wilden niet langer tegen de vijand blijven, tot grote schade en nadeel van de vorst van Saksen enzovoort.

De kroniek van Worp van Thabor

Deze tekst is gebaseerd op het vijfde boek van monnik, kroniekschrijver en tijdgenoot Worp van Thabor. Het boek beslaat de geschiedenis van Friesland van 1499 tot 1523.

Dit is de periode onder het bewind van de Saksische Hertogen en daarna het conflict tussen een groot deel van Friesland, Gelre en de keizer Karel V van Spanje.

Het boek van Worp van Thabor (in modern Nederlands).