In het jaar 1515
Na het sluiten van de overeenkomst en de eed in Leeuwarden kreeg het huurlingenleger de Zwarte Hoop het bevel om te vertrekken. De Graaf van Emden kreeg het bevel uit Dokkum te vertrekken.
Toen deze edelen, steden en Friezen de Prins van Spanje hadden erkend als hun erfheer namens de keizerlijke majesteit en het Heilige Roomse Rijk, en hem hun plicht en hulde hadden betoond, werd de Zwarte Hoop betaald met 60 duizend gouden guldens in geld en laken. Dit was achterstallige betaling van hun bezoldiging door de Vorst van Saksen.
Dachfelder, de opperbevelhebber van de Koning van Frankrijk, nam hen in dienst op 2 juli, en op 4 juli vertrokken ze uit Friesland naar Frankrijk.
Rond dezelfde tijd reisden ook 600 Gelderse soldaten en het Overlandse vaandel van Sneek naar Gelderland en vervolgens naar Frankrijk, waar de meesten van hen in Zwitserland door de Zwitsers werden verslagen.
Graaf Edzard I van Oost-Friesland
Stadhouder Floris van Egmond
De nieuwe stadhouder, heer Floris gaf het bevel, namens de Prins van Spanje aan de Graaf van Emden dat hij het door hem bezette Dokkum moest verlaten. De Graaf van Emden trok met zijn troepen vanuit Dokkum terug naar zijn land.
Na grondig overleg met zijn vrienden over hoe hij door de lange oorlog uit Groningen en het Groningerland was verdreven en het aan Hertog Karel van Gelre had overgedragen en hoe Hertog George van Saksen na een langdurige oorlog Friesland moest verlaten en overdragen aan de Prins van Spanje, overwoog hij de macht van de genoemde Prins.
De graaf van Emden besefte dat het niet langer voordelig voor hem zou zijn om zich met de Hertog van Gelre tegen Karel, Prins van Spanje te verzetten, vooral omdat hij nu in grote ongenade viel bij de Heilige Roomse Keizer vanwege de rebellie van de Vorst van Saksen. Hij had al zo vaak de keizerlijke brieven en mandaten genegeerd en veracht.
Om deze en andere redenen verzocht de Graaf van Emden, via zijn boodschappers, de heer Floris van IJsselstein, Stadhouder van Friesland, om bemiddelaar te zijn tussen de Heilige Roomse Keizerlijke Majesteit en hem, zodat hij weer in de genade en hulde van de Keizerlijke Majesteit en Karel, Prins van Spanje, kon komen.
Heer Floris heeft dit uiteindelijk bewerkstelligd, zodat Edzard, Graaf van Emden, binnen anderhalf jaar persoonlijk naar West-Friesland kwam tot heer Floris, en samen met hem tegen de Geldersen vocht, zoals u later zult horen.
Nadat deze edelen, steden, en Friezen de Prins van Spanje, Hertog van Bourgondiƫ, etc., hadden erkend als hun erfheer namens de keizerlijke majesteit en het Heilige Roomse Rijk, en hem hun plicht en hulde hadden betoond, gaven de Saksische regenten in Friesland namens de Vorst van Saksen Oostergo, Westergo, en Zevenwouden over.
Ze droegen deze gebieden, samen met de eerder genoemde steden en huizen (=kastelen, forten) zoals het huis in Ziardema te Franeker, het huis in Harlingen, en het geschut dat de hertog van Saksen op deze drie huizen had geplaatst, over aan heer Floris van IJsselstein, als de eerste Stadhouder in Friesland namens de Prins van Spanje.
Het geschut zou nog een jaar op deze huizen blijven voor hun bescherming, onder de inventarislijst of register. Daarbij gaf de Prins aan de Hertog van Saksen een schuldbekentenis om de kanonnen na dat jaar terug te geven, of, indien zij tussentijds overeenkwamen, een bepaald geldbedrag voor deze kanonnen te betalen. Dit gebeurde later ook omdat de kanonnen op de drie huizen bleven staan tegen betaling van een som geld die Hertog George daarvoor had ontvangen.
Ook droegen de gemachtigden van de Vorst van Saksen, in handen van de Prins of heer Floris zijn Gedeputeerde, de stad en het slot van Medemblik over. Deze stad en slot waren e ooit onderpand waren van Hertog Albert waren na zijn ontvangst van Friesland eeuwig en altijd gegeven door Filips, Hertog van Bourgondiƫ, de vader van deze jonge Prins van Spanje.
Op 10 juli 1515, na de overdracht, vertrokken de Saksische heren met al hun families, dienaren en officieren uit Friesland. Hun macht in Friesland was daarmee ten einde, na ongeveer 17 jaar heerschappij over Friesland, van april 1498 tot juli 1515, toen zij weer vertrokken..
Deze tekst is gebaseerd op het vijfde boek van monnik, kroniekschrijver en tijdgenoot Worp van Thabor. Het boek beslaat de geschiedenis van Friesland van 1499 tot 1523.
Dit is de periode onder het bewind van de Saksische Hertogen en daarna het conflict tussen een groot deel van Friesland, Gelre en de keizer Karel V van Spanje.
Het boek van Worp van Thabor (in modern Nederlands).
Hertog Karel van Gelre
Dorpen en steden in Friesland.
Leven in Sneek in de 16de eeuw.
De zaak van Yepke Vaer (1521).
Veroordeelde Geldersen 1516 -1524.
Misdaad en straf (1500 - 1550).
Terechtstellingen (1500 - 1550).