Toen en Toen ..
Zoeken Het verhaal van Friesland

In het jaar 1515
De Gelderse Friezen hebben een landdag in Sneek en sturen vertegenwoordigers naar de hertog van Gelderen.

De landdag van Geldersen in Sneek.

Tijdens het bestand in 1515 hielden de Geldersen in Sneek op 11 september een landdag, waar alle delen van Friesland (behalve Leeuwarden, Franeker en Harlingen) vertegenwoordigd werden door grietmannen en enkele huishoudens. Tijdens deze dag werden verschillende artikelen afgesproken om de staat van Friesland te handhaven en te verdedigen, zoals het inhuren van soldaten, het bestraffen van rovers, en het verplichten van mannen tussen de 20 en 60 jaar om te assisteren bij de verdediging wanneer de klokken luiden.

Ook werd besloten dat alle ballingen die buiten het land verbleven, en die in het land waren maar nog niet gezworen hadden, voor Sint Michiel moesten komen om weer in hun woonplaatsen te mogen terugkeren. Als ze niet op de afgesproken tijd zouden komen, zouden ze voor altijd uit Friesland verbannen worden.

Daarnaast werd overeengekomen om twee welbespraakte Friezen, goed geïnformeerd over alle zaken, naar de Franse koning te sturen. Dit omdat het geschil tussen de prins van Spanje en de hertog van Gelre, dat Friesland betrof, aan het oordeel van de Franse koning was overgelaten. De Friezen wilden dat de Franse koning hun keuze voor de hertog van Gelre als heer en beschermer van Friesland zou bevestigen, gezien de historische banden tussen Friesland en Frankrijk.

Friesland stad middeleeuwen

Vertegenwoordigers gaan naar Gelre

Er werden afgevaardigden uit Oostergo, Westergo, en de Zevenwouden naar Gelderland gestuurd om met de Hertog van Gelre te spreken over de afspraken gemaakt tijdens de landdag in Sneek.

Deze afgevaardigden waren onder andere Meester Minno, pastoor in Rauwerd, Jancke Oenema, heerschap, en Taeke Montiama, huishoudelijk uit Westergo, Heer Riuerdt, pastoor in Oldeboorn, Edo Jongema, heerschap, en Tyepke Bottez, huishoudelijk uit de Zevenwouden, Meester Gaele, pastoor in Boorn, Feddrick Rorda en Franck Roelofz, huishoudelijk uit Stellingwerf.

Zij reisden naar Arnhem in Gelderland om met de Hertog van Gelre te overleggen over de beslissingen van de landdag in Sneek en om namens de algemene staten van Friesland te vragen of de hertog zelf naar Friesland wilde komen.

Dit verzoek werd gedaan omdat de Bourgondiërs en hun aanhangers beweerden dat de Hertog van Gelre Friesland wilde verlaten en niet langer wilde ondersteunen, terwijl sommige Gelderse heerschappen nog steeds de strijdkrachten steunden en het conflict voortzette, waardoor veel Friezen die nog naar Bourgondië neigden, overgehaald werden om Gelders te worden. De komst van de hertog zou veel steden, heerschappen en huishoudens die nog Bourgondisch waren overhalen om Gelders te worden.

De Hertog van Gelre ontving de afgevaardigden eervol en behandelde ze goed. Hij verzekerde mondeling dat hij Friesland nooit zou verlaten of opgeven, maar zijn leven, goed, land, en mensen voor hen zou inzetten, mits zij hetzelfde voor hem zouden doen. Hij gaf brieven mee terug aan de staten van Friesland, waarvan een kopie volgt.

De kroniek van Worp van Thabor

Deze tekst is gebaseerd op het vijfde boek van monnik, kroniekschrijver en tijdgenoot Worp van Thabor. Het boek beslaat de geschiedenis van Friesland van 1499 tot 1523.

Dit is de periode onder het bewind van de Saksische Hertogen en daarna het conflict tussen een groot deel van Friesland, Gelre en de keizer Karel V van Spanje.

Het boek van Worp van Thabor (in modern Nederlands).