In het jaar 1515
Boodschappers brengen een brief naar de hertog van Gelre van de Gelderse Friezen. Floris van Egmont waarschuwt de Friezen in een brief voor misleiding en dreigt met straffen. Beide brieven worden hier weergegeven.
Karel, Hertog van Gelre en van Gulik, Graaf van Zutphen, aan zijn geliefde Raad en trouwe onderdanen.
We hebben via uw afgevaardigden en gezanten, gestuurd namens de staten van onze provincies van Friesland, geloofsbrieven en boodschappen ontvangen, samen met enkele artikelen die door de staten van de landen zijn overeengekomen en gesloten. Hierop hebben we de afgevaardigden ons antwoord gegeven en hebben besloten terug te schrijven aan de staten van onze provincies, zoals u uit hun rapport duidelijk zult begrijpen.
Aangezien we dezelfde ondersteuning en gunsten aan onze landen en onderdanen willen bieden als zij ons hebben getoond, zoals u in detail van hen zult horen, bevelen we u met alle ernst actie te ondernemen tegen eventuele vijandigheden of acties gericht tegen de onderdanen van onze Friese landen door onze tegenpartij. We vragen ook om steun van iedereen die onze tegenpartij zou kunnen steunen, net zoals we hier in ons eigen gebied hebben geregeld.
We zullen onze geliefde Raad en trouwe onderdanen spoedig met volledige macht en autoriteit naar u toezenden, en we vertrouwen erop dat u in de tussentijd onze zaken daar overal zo zult sturen en regelen dat het onze eer en welvaart ten goede komt. We vertrouwen u volledig in deze en alle goede zaken, en we zullen dit samen met u overwegen en voor ogen houden.
Gegeven in onze stad Arnhem op de dag van de Onbevlekte Ontvangenis van onze lieve vrouw, in het jaar 1515 etc.
Met het antwoord en de brieven hierboven vermeld, keerden de gezanten terug uit Gelderland naar Friesland, met zowel mondelinge als schriftelijke rapporten voor de landen in 1515.
Onmiddellijk werden kopieën van de brieven verzonden naar alle grietenijen in Oostergo, Westergo, en de Zevenwouden, met de instructie dat de grietmannen deze brieven openbaar moesten maken voor alle Friezen.
Deze kopieën werden ook heimelijk verzonden naar de Bourgondische steden zoals Leeuwarden, Franeker, en Harlingen, waardoor veel edelen, huishoudens, en burgers in deze steden neigden naar de Hertog van Gelre. Bovendien verspreidden de gezanten het gerucht dat heer Floris zonder opdracht van de Prins van Spanje in Friesland was gekomen.
Dit gerucht bereikte heer Floris, die vervolgens zijn brieven naar alle hoeken van Friesland stuurde, waar de Gelderse partij sterk was, met de boodschap dat men de leugens van de gezanten niet moest geloven.
Een kopie van deze brief volgt in het verslag.
Floris van Egmont, heer van IJsselstein, Sint Maartensdijk, en Scherpenzeel, etc., en algemeen stadhouder in Friesland, informeert zijn toegewijden en geliefde onderdanen dat hij op de hoogte is gebracht van het feit dat sommige priesters en edelen naar Karel van Gelre zijn gegaan en zich voordoen als gezanten van heel Friesland. Zij hebben onwaarheden aan Karel van Gelre overgebracht en brengen nu, teruggekeerd naar huis, grote leugens en onwaarheden om hun eigen partijdige zaken te bevorderen en de mensen tegen elkaar op te zetten.
Ze verspreiden het gerucht dat Floris van Egmont op eigen initiatief in Friesland zou zijn, niet gezonden door de genadige heer, de Prins van Spanje, en dat hij uit zou zijn op oorlog, tweedracht, en het vergieten van onschuldig bloed. Dit ondanks dat dergelijke acties nooit zijn intentie of bevel waren. Om deze misverstanden uit de wereld te helpen, verduidelijkt Floris dat de Prins van Spanje hem op 8 december heeft geschreven, bevestigend dat noch Karel van Gelre noch de Koning van Frankrijk van plan zijn om nieuw conflict in Friesland te starten. Floris benadrukt dat hij in Friesland is op uitdrukkelijk bevel en met de vurige wens van de Prins van Spanje, met een commissie die openlijk aan iedereen getoond kan worden.
Floris verzekert dat hij niet uit is op oorlog of tweedracht in Friesland, maar bereid is iedereen, zowel geestelijken als leken, edelen en niet-edelen, namens de Prins van Spanje genadig op te nemen. Hij is bereid om eventuele overtredingen tegen de Hertog van Saksen te vergeven en te vergeten, en alle onredelijke belastingen of lasten die door de Saksen opgelegd zijn, te verlichten tot een redelijke mate.
Hij nodigt de Friezen uit om met hem in gesprek te gaan, en biedt hen een veilige doorgang om over deze zaken te onderhandelen. Tegelijkertijd waarschuwt hij dat als ze zich laten misleiden door leugens of de Geldersen steunen, hij van hen compensatie zal eisen en degenen die oproer veroorzaken of steunen, zal straffen als voorbeeld voor anderen. Floris drukt zijn wens uit om vreedzaam met iedereen te leven, als dat mogelijk is.
Dit bericht is gegeven in Leeuwarden, onder zijn zegel, op 18 december 1515.
Na het verzenden van de brief van heer Floris aan de Gelderse Friezen en steden, reisde Arckles, stadhouder in Friesland voor Gelre, door de landen en steden die toen Gelders waren om deze brief aan de hertog van Gelre te tonen.
Hierop stuurde Hertog Karel van Gelre een brief naar de stad en raad van Sneek om hen te informeren over het voornemen van heer Floris.
Hij meldde dat hij van plan was om spoedig naar Friesland te komen, hoewel dit uiteindelijk niet gebeurde.
Karel II, hertog van Gelre en Gulik, graaf van Zutphen, heer van Friesland.
Lieve getrouwe, onze lieve Baedt.
In getrouwheid heeft ook de graaf ons in 1515 verzocht tot Ercklens' bevelen in Friesland. Hij heeft ons getoond en gepresenteerd de geschriften van onze bevelslui aldaar, met ingesloten kopieën van enige geschriften die heer Florys aan u gezonden mag hebben, uit uw verzoek en beschreven, wat ons vreemd voorkomt, aangezien u weet dat deze zelfde heer Florys niets anders zoekt dan muiterij en onrust te stoken, en lieden laat weten hoe dat de Prins van Castilië de landen van Friesland zou hebben, wat zich met de waarheid nooit zal bevinden, want wij zijn niet van zins u en de landen van Friesland te verlaten. Echter, het land en de lieden bij u op te zetten en bij u te leven en te sterven, en daarom onze heren en neven de Koning van Frankrijk en anderen onze heren en verwanten te beloven, zoals u met de waarheid zult bevinden.
Wij denken daarom ons ook eerst daags zelf in persoon in onze Frieslanden te voegen. En eer zulks geschiedt onze lieve raad en getrouwen voornoemd, met alle bescheid voor te schikken, dat u daar een goed behagen zult hebben, die voor deze voornoemde voorleden hoogtijd gekomen zoude hebben. Dat overmits merkliche en treffelijke onleed, waar wij in zijn, hebben moeten gebreken, niet een heeft willen zijn, als u allen verder van hem verstaan zult.
Aldus wilt alsulke brieven en geschriften voort meer vermijden wegens zijn komst, die aldus, met toedoen van u, zulk een regiment en ordinantie van onze wegen maken zal, daaruit de samenvoegende landschappen aldaar een goed benoegen hebben zullen. Des getrouwen en verlaten wij ons eindelijk tot uw goedheid. Gegeven in onze stad Arnhem op Dinsdag na Sinte Pontiaen onder ons zegel anno duizend vijfhonderd vijftien.
Onze lieve getrouwen burgemeesters, schepenen en raad van onze stad Sneek.
Deze tekst is gebaseerd op het vijfde boek van monnik, kroniekschrijver en tijdgenoot Worp van Thabor. Het boek beslaat de geschiedenis van Friesland van 1499 tot 1523.
Dit is de periode onder het bewind van de Saksische Hertogen en daarna het conflict tussen een groot deel van Friesland, Gelre en de keizer Karel V van Spanje.
Het boek van Worp van Thabor (in modern Nederlands).
Stadhouder Floris van Egmond
Hertog Karel van Gelre
Dorpen en steden in Friesland.
Leven in Sneek in de 16de eeuw.
De zaak van Yepke Vaer (1521).
Veroordeelde Geldersen 1516 -1524.
Misdaad en straf (1500 - 1550).
Terechtstellingen (1500 - 1550).