Dit gebeurde er in 1522 in Friesland.
In 1521 waren de Bourgondiërs met een groot huurlingenleger Friesland binnengevallen.
In januari 1522 lag het bourgondische legerkamp bij Arum, Witmarsum, Achlum en de omliggende dorpen, waar ze al deze dorpen en kloosters afpersten door brandschatting. Zij die weigerden trouw te zweren aan de keizer mochten niet langer veilig blijven en kregen slechts zes weken bescherming tegen verdere brandschatting, zoals eerder beschreven.
Toen trok de graaf van Moers uit Sneek met soldaten en bewoners van Zaanstreek naar Workum en belegerde die plaats, omdat hij vreesde dat het bisschoppelijke leger die stad zou innemen en versterken.
De soldaten die bij Arum lagen, dwongen de gebieden Hennaarderadeel en Baarderadeel om de keizer of zijn stadhouder en gemachtigden trouw te zweren en jaarlijks de gebruikelijke belasting te betalen die ze eerder aan de hertog van Saksen hadden gegeven. Nu moesten ze voortaan de belasting betalen aan de stadhouder of rentmeester van de keizer in Leeuwarden.
Dit duurde zolang de Gelderse troepen in het gebied aanwezig waren, tot de keizer in 1523 het hele land onder zijn gezag bracht. Door angst voor deze soldaten hadden de bewoners hun waardevolle spullen naar de steden gebracht. Zij die weigerden trouw aan de keizer te zweren in Wonseradeel en Wymbritseradeel, durfden ’s nachts niet in hun huizen te slapen, maar verbleven de nachten in de steden of kerken.
Zo gebeurde het op Driekoningenavond dat vanuit het legerkamp in Arum drie roeischepen met soldaten naar Tirns bij Sneek kwamen en de kerk aanvielen. De bewoners binnen de kerk verdedigden zich dapper tegen de soldaten. Toen schoten de soldaten door de noordelijke kerkdeur en doodden een bewoner in de kerk. Vervolgens sloegen ze de glazen van het koor stuk en klommen met geweld naar binnen.
Toen vluchtten de dorpelingen naar de kerktorens en luidden de klokken, en wierpen zo krachtig stenen naar beneden, dat de knechten (soldaten) de toren niet konden veroveren. De knechten wilden de kerk in brand steken, om zo de dorpelingen met rook en vuur uit de toren te verdrijven, maar de klokken in alle omliggende dorpen werden geluid, en de dorpelingen kwamen bijeen om de kerk te ontzetten. Ook stuurden de Snekers een schip met manschappen, waardoor de Bisschopsknechten niet langer durfden te blijven en terugtrokken naar het kamp bij Arum.
Nadat deze huursoldaten in Westerland grote schade hadden aangericht door te plunderen, branden te stichten en belastingen te eisen, en veel Friezen die de Gelderse partij steunden onderdanig aan de keizer hadden gemaakt, trokken ze op 13 januari op vanuit Arum, gingen over het ijs naar Mariëngaarde, een klooster, en sloegen daar die nacht hun kamp op. Vervolgens trokken ze naar De Kûnder (Kuinre) en dachten daar hun soldij van Roggendorff te ontvangen. Maar toen ze Roggendorff daar niet aantroffen en ook geen geld kregen, staken ze De Kûnder aan beide uiteinden in brand, en brandden beide uiteinden af, terwijl het middengedeelte bleef staan.
Daarna trokken ze verder naar Drenthe en eisten daar ook belastingen, en na Lichtmis trokken ze naar Groningenland, gingen liggen bij het Damsterdiep, en begonnen daar ook belastingen te eisen, zoals ze in andere plaatsen hadden gedaan.
Toen schreven de inwoners van Groningen naar Sneek aan de Graaf van Moers, hun stadhouder, en de graaf bracht dit over aan de hertog van Gelre om ruiters en soldaten te vragen. Zo verzamelde zich in en rond Groningen drieduizend ruiters en soldaten, en daarbij ook veel dorpelingen uit de omliggende gebieden bij Groningen en Groninger schutters met geschut. Ze trokken op naar het Damsterdiep om tegen het kamp te vechten.
Dit hoorden het Bourgondische leger en zij trokken weg bij het Damsterdiep, met het plan om via de Dollard te trekken. Maar de ruiters hadden hun de weg daar afgesneden, zodat ze niet konden oversteken, en zij trokken toen verder naar Westfalen. De Graaf van Moers met zijn troepen achtervolgde het kamp tot een klooster genaamd Appels. De soldaten trokken verder naar Deventer en verspreidden zich ieder zijns weegs.
Op de derde dag van februari werd De Kûnder (Kuinre) opnieuw in brand gestoken, dat eerder door de Friezen gespaard was gebleven, met uitzondering van de kerk en het slot. Ook brandden de Friezen alle schepen die in De Kûnder lagen.
Deze tekst is gebaseerd op het vijfde boek van monnik, kroniekschrijver en tijdgenoot Worp van Thabor. Het boek beslaat de geschiedenis van Friesland van 1499 tot 1523.
Dit is de periode onder het bewind van de Saksische Hertogen en daarna het conflict tussen een groot deel van Friesland, Gelre en de keizer Karel V van Spanje.
Het boek van Worp van Thabor (in modern Nederlands).
Dorpen en steden in Friesland.
Leven in Sneek in de 16de eeuw.
De zaak van Yepke Vaer (1521).
Veroordeelde Geldersen 1516 -1524.
Misdaad en straf (1500 - 1550).
Terechtstellingen (1500 - 1550).