In het jaar 1515
Het jaar 1515 was vol met geweld. De twee partijen branden elkaars bezittingen af en belegerden elkaars stinsen.
Na de overname van Dokkum namen de Geldersen in 1515 het Tyardahuis (een stins) in Rinsmageest in en bezetten dat met soldaten van Gelre. De bewoner van het huis, Schelto Tyarda, en vele andere edelen die zich niet bij de Geldersen aan wilden sluiten waren naar Leeuwarden waren gevlucht.
In datzelfde jaar, op 22 februari, trokken ongeveer achthonderd huurlingen van de hertog van Saksen samen met sommige burgers uit Leeuwarden naar Holwerd en brandden dat dorp volledig af, inclusief de molen. Holwert had zich bij de Gelderse partij aangesloten en ook hun leiders, waaronder Syts Bottinga, behoorden voornamelijk tot de Geldersen.
Vervolgens, op Sint-Matthiasdag (24 februari), trokken de huurlingen samen met enkele burgers en ballingen uit Leeuwarden naar Smallingerland en staken in Oudega 35 huizen in brand. Dit ziende, luidden de omliggende dorpen de klokken en de bevolking kwam samen. Zij joegen de huurlingen weg en doodden 12 van hen, zowel huurlingen als burgers.
Ook werd Mr. Dirck, de procureur van loe hoeve, en Jelle Bockez, de grietman van Smallingerland met zijn zoon, gedood. Jelle wilde niet Gelders worden en had daarom zijn huis verlaten en hield zich met zijn zoon op in Leeuwarden.
Op 11 maart 1515 stak Frits van Grombach, de drost van het blokhuis van Harlingen, de buurt rond de Grote Kerk daar in brand. Dit was de omgeving van het blokhuis.
In maart hadden de Saksers schepen klaargemaakt om de Gelderse Friezen te beroven. Hierop bereidde Grote Pier met zijn mensen hun eigen schepen voor en gingen daarmee de zee op.
Op 19 maart 1515 kwamen de Saksers vanuit Holland met elf koggeschepen vanuit Hoorn de Friese schepen tegemoet om met hen te vechten, maar de Friezen versloegen de Saksen en veroverden al hun schepen. Dit gebeurde voor Hoorn in Holland.
Op 16 maart, gaf Claes van Olms, een hofman van de Hertog van Saksen, het huis in Winsum bij Groningen over aan de Groningers. Het leger van de Groningers hadden het huis acht dagen hadden belegerd.
Hij gaf het huis op zonder echte noodzaak want hij was goed voorzien van proviand, geschut en alles wat een huis nodig heeft om zich te verdedigen. Echter, hij had een tekort aan mensen in het huis en de Groningers schoten het huis tot puin.
Op 5 april, Witte Donderdag, gaven de Saksische soldaten de Dam (= Appingedam) terug aan de Graaf van Emden en de stad Groningen, met behoud van leven, goederen en geschut. In de belegerde stad was geen proviand en drank meer. De Graaf en Groningers hadden alle stromen en wegen geblokkeerd zodat er geen bevoorrading kon komen.
De Graaf en Groningers gaven de soldaten een brief en zegel, zodat ze met hun goederen veilig konden vertrekken naar Coevorden en de boeren hen onderweg geen schade zouden toebrengen. Zodra de soldaten echter een halve mijl buiten de Dam waren gekomen, kwamen de boeren en namen al hun schepen met geschut en goederen in beslag.
Deze tekst is gebaseerd op het vijfde boek van monnik, kroniekschrijver en tijdgenoot Worp van Thabor. Het boek beslaat de geschiedenis van Friesland van 1499 tot 1523.
Dit is de periode onder het bewind van de Saksische Hertogen en daarna het conflict tussen een groot deel van Friesland, Gelre en de keizer Karel V van Spanje.
Het boek van Worp van Thabor (in modern Nederlands).
Dorpen en steden in Friesland.
Leven in Sneek in de 16de eeuw.
De zaak van Yepke Vaer (1521).
Veroordeelde Geldersen 1516 -1524.
Misdaad en straf (1500 - 1550).
Terechtstellingen (1500 - 1550).